Doorgaan naar content

Gedragsinterventies

Middelgroot effect tegen lage kosten, op basis van beperkte evidentie.

Wat is het? 

Gedragsinterventies hebben als doel leerprestaties te verbeteren door ongewenst of moeilijk gedrag op school te verminderen. De activiteiten bij deze interventies zijn bedoeld om verschillende soorten ongewenst gedrag aan te pakken, van lichte verstoring tijdens de les tot agressie, geweld, pesten, drugsgebruik en asociaal gedrag in het algemeen.  

De interventies kunnen grofweg in drie categorieën worden verdeeld: 

  1. Interventies die gericht zijn op het ontwikkelen van een positieve houding ten aanzien van school of het werken aan meer discipline binnen de hele school, met als doel een grotere betrokkenheid bij het leren te bereiken; 

  1. Algemene, veelal klasgebonden, programma’s om het gedrag te verbeteren; 

  1. Specifieke programma’s voor leerlingen met specifieke gedragsproblemen. 

Andere benaderingen/methodes, zoals Ouderbetrokkenheid en Sociaal-emotionele ontwikkeling, worden vaak in verband gebracht met meer discipline of een verbeterde houding ten aanzien van school. Dit wordt niet in deze samenvatting meegenomen. Hier gaat het alleen om interventies die direct het gedrag aanpakken. 

Belangrijke bevindingen

  • Zowel met doelgerichte activiteiten als met algemene programma’s om in te grijpen in gedrag wordt leerwinst geboekt (+4 maanden). Scholen moeten een goede combinatie zoeken van verschillende manieren om gedrag te verbeteren, zodat de lessen gemiddeld minder verstoord worden, en ondersteuning op maat (voor de leraar?) bieden. 

  • Verschillende soorten werkwijzen hebben een positief effect op leerwinst, al wordt het grootste effect gezien bij werkwijzen gericht op zelfbeheersing of op rollenspellen en oefenen.   

  • Zelfs binnen dezelfde aanpak kunnen de effecten variëren. Bij het kiezen van een activiteit om te werken aan positiever gedrag bij leerlingen kunnen scholen zoeken naar eerder geëvalueerde programma’s waarvan een positief effect is vastgesteld.

  • Wanneer een school kiest voor interventies om het gedrag te verbeteren – gericht of algemeen – is het belangrijk om na te denken over professionalisering van alle medewerkers om er zeker van te zijn dat de werkwijzen kwalitatief en consistent binnen de hele school worden toegepast. 

Hoe effectief is deze aanpak? 

Het gemiddelde effect van gedragsinterventies is vier maanden extra leerwinst in een jaar tijd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat werken met gedragsmethodes over het algemeen schoolprestaties matig kunnen verbeteren, terwijl ongewenst gedrag afneemt. De geschatte voordelen variëren echter sterk per programma. 

Zowel werkwijzen die het gedrags- en klasmanagement van leerkrachten verbeteren als benaderingen gericht op de cognitieve en sociale vaardigheden van leerlingen zijn gemiddeld genomen effectief. 

Gedragprogramma’s op schoolniveau hangen vaak wel samen met betere prestaties, maar er is geen evidentie dat die verbeteringen daadwerkelijk worden veroorzaakt door deze programma’s. Het positieve effect kan ook te danken zijn aan het feit dat de school collectief meerdere strategieën tegelijk toepast en daarbij consequent handelt. Activiteiten die ouderbetrokkenheid en maatschappelijke betrokkenheid stimuleren, gaan vaak samen met betere discipline of een verbeterde houding ten aanzien van school. Daarom is het zinvol deze als alternatief te overwegen voor programma’s die specifiek en enkel op het gedrag zijn gericht. 

Achter het gemiddelde  

  • Voor leerlingen in het secundair onderwijs is het effect iets kleiner (+3 maanden leerwinst) dan in het lager onderwijs (4 maanden) 

  • Het effect geldt voor alle vakken en is iets groter (+5 maanden leerwinst) voor rekenen/wiskunde dan voor lezen en schrijven of de wetenschapsvakken.  

  • Regelmatige sessies (een paar keer per week) gedurende een langere periode van maximaal drie maanden, lijken het meest succesvol te zijn. 

  • Werkwijzen die gericht zijn op zelfbeheersing of waarbij wordt gewerkt met rollenspellen en oefeningen lijken meer effect te hebben. 

Onderwijsongelijkheid wegwerken via gedragsinterventies 

Leerlingen uit kansengroepen hebben vaker te maken met een tijdelijke schorsing of verwijdering van school dan andere. De belangrijkste reden voor schorsing is aanhoudend storend gedrag. Het gedrag van leerlingen wordt door verschillende factoren beïnvloed. Leraren kunnen sommige van deze factoren sturen door middel van een algemene of klassikale aanpak. Sommige leerlingen hebben speciale ondersteuning nodig om hun zelfbeheersing of sociale en emotionele vaardigheden te ontwikkelen. 

Hoe kan je moeilijk gedrag aanpakken in je leeromgeving? 

Als probleemgedrag wordt aangepakt, krijgen leerlingen meer tijd om te leren. Dat kan door ervoor te zorgen dat de les minder vaak wordt verstoord, wat de lestijd ten goede komt, of door te voorkomen dat leerlingen voor een bepaalde periode worden geschorst. Als de aanpak meer tijd kost dan de verstoring zelf, neemt de effectieve leertijd waarschijnlijk niet toe. Voor de meeste scholen is een combinatie van algemene en gerichte activiteiten de beste aanpak: 

  • Algemene werkwijzen voor klasmanagement kunnen verstoring helpen voorkomen. Vaak is er wel opleiding of professionalisering voor leraren nodig om de aanpak effectief te kunnen toepassen. 

  • Gerichte activiteiten die zijn afgestemd op de behoeften van de leerling, zoals rapportkaarten (die op regelmatige basis gebruikt worden) of functionele gedragsbeoordelingen (op bijvoorbeeld rapporten), kunnen geschikt zijn voor leerlingen met specifieke gedragsproblemen. 

Voor alle benaderingen geldt dat het essentieel is om veel van de leerlingen te blijven verwachten en binnen de hele school een consistente en gedragen aanpak te volgen. Een succesvolle aanpak kan ook activiteiten omvatten die sociaal-emotionele ontwikkeling verbeteren en een verhoogde ouderbetrokkenheid. 

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat activiteiten die twee tot zes maanden duren en gericht zijn op een verandering van de aanpak van een hele school, duurzamere resultaten lijken op te leveren dan wanneer de activiteiten gericht zijn op een individuele leerling of specifieke klas. 

 

Hoeveel kost deze aanpak?

Onderstaande informatie is gebaseerd op internationale gegevens en geeft daarom slechts een indicatie van de kosten in Vlaanderen 

De kosten voor het aanpakken van moeilijk gedrag lopen zeer uiteen, van zeer laag tot matig. De kosten voor een schoolbrede aanpak worden vooral bepaald door de tijd en opleiding van medewerkers. Intensievere, doelgerichte activiteiten gaan meestal gepaard met hogere kosten voor personeel en opleiding. 

Vergeleken met andere activiteiten kan de aanpak van probleemgedrag veel tijd van medewerkers vragen. Gerichte activiteiten, die bijvoorbeeld een-op-een worden uitgevoerd door opgeleide medewerkers of specialisten, vragen meer tijd van medewerkers dan een meer algemene aanpak. Een effectieve aanpak zorgt veelal voor meer betrokkenheid bij het lesgeven en leren, doordat probleemgedrag afneemt en de betrokkenheid van leerlingen toeneemt en doordat er meer effectieve lestijd komt. 

Behalve tijd en de kosten moeten directies en beleidsteams ook nadenken over het effect van gedragsregels die gelden voor de hele school, en hun medewerkers ondersteunen bij het handhaven van een consistente aanpak. Wanneer ze een nieuwe aanpak willen toepassen, wordt aangeraden te kiezen voor programma’s die bewezen effectief zijn. Verbeteren van het klassenmanagement kan betekenen dat leerkrachten een intensieve opleiding moeten volgen waarin ze nadenken over hun werkwijze en nieuwe strategieën toepassen en daarbij hun voortgang in de loop van de tijd evalueren. 

Hoe overtuigend is de evidentie?  

De evidentie voor de effectiviteit van het aanpakken van probleemgedrag is beperkt. Er werden 89 studies gevonden die voldeden aan de criteria voor opname in de Toolkit. Hou rekening met het volgende over de onderzoeken in dit overzicht:  

  • Een klein percentage van de onderzoeken is recent uitgevoerd. Dat kan betekenen dat het onderzoek niet representatief is voor de huidige praktijk. 

  • Een groot percentage van de onderzoeken is niet onafhankelijk geëvalueerd. Evaluaties die zijn uitgevoerd door organisaties die betrokken zijn bij de aanpak, commerciële aanbieders bijvoorbeeld, laten vaak een groter effect zien. Dat kan van invloed zijn op het totale effect van de aanpak. 

Net als bij andere overzichten laat de Toolkit het gemiddelde effect van een aanpak zien, op basis van wetenschappelijk onderzoek. Het is belangrijk om naar je eigen context te kijken en te vertrouwen op je oordeel als professional wanneer je een aanpak wilt toepassen in jouw onderwijspraktijk.