Wat wordt bedoeld met ambities stimuleren?
Ambities zijn de doelen waarvan kinderen en jongeren hopen ze in de toekomst te bereiken. Om hun ambities op het gebied van hun carrière en vervolgopleiding te kunnen verwezenlijken, moeten leerlingen doorgaans goede resultaten halen op school. Ambities verhogen wordt daarom vaak gezien als een stimulans om beter te presteren.
Interventies om ambities te stimuleren worden grofweg in drie categorieën onderverdeeld:
activiteiten die gericht zijn op de ouders en het gezin;
activiteiten die gericht zijn op de manier van lesgeven;
buitenschoolse activiteiten, waar soms ook klasgenoten of mentoren bij betrokken zijn.
De aanpak van deze activiteiten is zeer divers. Sommige proberen de ambities direct te beïnvloeden door kinderen nieuwe mogelijkheden te bieden, andere proberen ambities te verhogen door kinderen zelfverzekerder, gemotiveerder of zelfredzamer te maken. Voor activiteiten die vooral gericht zijn op zelfredzaamheid en motivatie in een leercontext (bijvoorbeeld activiteiten gericht op een mindset voor groei), zie ook het toolkit-onderdeel Metacognitie en zelfregulatie.
Belangrijkste bevindingen
De huidige wetenschappelijke evidentie voor het effect van activiteiten om ambities te stimuleren is zeer zwak. Vanwege het ontbreken van onderzoek wordt geen effect in maanden leerwinst vermeld. Het is raadzaam dat scholen het effect van een activiteit op de leerprestaties zorgvuldig zelf monitoren.
De beschikbare evidentie uit breder onderzoek geeft aan dat het verband tussen ambitiestimulerende activiteiten en resultaten niet zonder meer duidelijk is. Over het algemeen hebben pogingen om het ambitieniveau te verhogen niet tot betere leerprestaties geleid. Activiteiten die bijdragen aan verbetering van leerprestaties hebben vrijwel altijd een aanzienlijke leercomponent, wat suggereert dat het louter verhogen van de ambities alleen niet effectief zal zijn.
De meeste jongeren hebben al grote ambities. Ervoor zorgen dat leerlingen over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken om hun ambities te verwezenlijken is waarschijnlijk effectiever dan de ambities zelf te veranderen.
De houding, overtuigingen en het gedrag van leerlingen uit kansengroepen over ambitie lopen erg uiteen, dus generalisaties zijn te vermijden.
Hoe effectief is deze aanpak?
Het gebrek aan studies die hebben gemeten wat het effect is van ambities stimuleren maakt dat er geen leerwinst wordt gerapporteerd.
Het is belangrijk om te beseffen dat evidentie uit ander onderzoek aangeeft dat de relatie tussen ambitie en leerprestaties complex is en dat er veel oorzaken zijn waarom ambities verhogen wel of geen effect heeft op de leerprestaties.
Sommige studies tonen dat de meeste jongeren al een hoog ambitieniveau hebben, wat suggereert dat onderpresteren veelal niet voortkomt uit een gebrek aan ambitie maar uit een kloof tussen ambitie enerzijds en de kennis, vaardigheden, zelfinschatting en eigenschappen die jongeren nodig hebben om die te verwezenlijken anderzijds.
Voor leerlingen met een lager ambitieniveau is niet aangetoond dat ambities stimuleren er consistent in slagen dat hun ambitieniveau stijgt. Als een laag ambitieniveau wel is gestegen als gevolg van een activiteiten, is het niet duidelijk dat leerprestaties daardoor automatisch verbeterden.
Onderwijsongelijkheid wegwerken
Hoewel de leerprestaties van leerlingen uit kansengroepen vaak achterblijven bij die van hun leeftijdsgenoten, kan niet zomaar worden aangenomen dat deze leerlingen minder ambities hebben wat betreft hun opleiding en latere leven.
Uit Engels onderzoek blijkt dat verschillende sociaal-economische groepen vergelijkbare ambitieniveaus hebben voor hun toekomst en dat verschillen in deelname aan het hoger onderwijs vooral voortkomen uit de schoolprestaties. Gezien de grote variatie in houding, gedrag en overtuigingen ten aanzien van ambitie in regio’s die veel armoede kennen, is het belangrijk dat scholen hun inschatting van het ambitieniveau van hun leerlingen niet veralgemenen, maar naar de leerling zelf (blijven) kijken.
Het is onwaarschijnlijk dat het stimuleren van ambitie zonder leercomponent onderwijsachterstanden doet verminderen. De verwachtingen van leerkrachten spelen een rol in de leerresultaten van leerlingen. Leerkrachten moeten dan ook duidelijk laten blijken dat ze geloven in de leercapaciteiten van alle leerlingen.
Hoe kun je deze aanpak toepassen in jouw leeromgeving?
Activiteiten om ambities te stimuleren zijn zeer gevarieerd en kunnen gericht zijn op ouders en het gezin, op de manier van lesgeven of op buitenschoolse activiteiten, waarbij soms ook klasgenoten of mentoren betrokken zijn. Scholen die ambities willen verhogen, kunnen:
De leerlingen begeleiden wat betreft kennis, vaardigheden en eigenschappen die nodig zijn om de toekomstige doelen te bereiken;
activiteiten die leerling ondersteunen om zelfverzekerder, gemotiveerder of zelfredzamer te worden;
mogelijkheden voor leerlingen om nieuwe ervaringen op te doen en nieuwe omgevingen te ontdekken;
extra ondersteuning bij het leren.
Gezien de beperkte hoeveelheid evidentie is het vooral belangrijk om te meten wat de effecten zijn van activiteiten om ambities te stimuleren als deze worden ingezet voor verbetering van de leerprestaties. De enige studie in een vergelijkbare context vond plaats in het Verenigd Koninkrijk. De Children’s University (CU) had als doel de aspiraties en prestaties van leerlingen van 5 tot 14 jaar te verbeteren door leeractiviteiten aan te bieden buiten de normale schooldag. Dit omvatte naschoolse clubs, bezoeken aan universiteiten en musea, en allerlei sociale activiteiten zoals vrijwilligerswerk in de lokale gemeenschap. In dit project kozen kinderen zelf de activiteiten waaraan ze wilden deelnemen. Deelname werd beloond met credits, certificaten en een heus 'afstudeer'-evenement.
Ambitiestimulerende activiteiten kunnen verschillen in duur en uitvoering, bijvoorbeeld in de klas door de leerkracht of in de vorm naschoolse of buitenschoolse activiteiten, of mentorschap onder leiding van betaalde medewerkers of vrijwilligers. Activiteiten waarbij mentoren of ouders zijn betrokken worden doorgaans langere tijd uitgevoerd (vaak minstens een schooljaar), zodat effectieve relaties kunnen worden opgebouwd. De resultaten uit deze studies zijn echter niet zomaar transfereerbaar naar de Vlaamse context, waaruit geconcludeerd kan worden dat er afwezigheid van bewijs is.
Hoeveel kost deze aanpak?
Onderstaande informatie is gebaseerd op internationale gegevens en geeft daarom slechts een indicatie van de kosten in Vlaanderen
De kosten lopen zeer uiteen en zijn lastig exact in te schatten, maar over het algemeen liggen ze zeer laag tot gemiddeld, afhankelijk van de aanpak. Over het algemeen worden de kosten voor het invoeren van ouderbetrokkenheid aangemerkt als zeer laag tot gemiddeld, waarbij de kosten hoger zijn als scholen extra geld voor medewerkers betalen.
De kosten voor het inzetten van mentoren zijn variabel en worden voornamelijk bepaald door opleiding voor de mentoren, salariskosten (voor betaalde mentoren) en materialen. Sommige programma's voorzien in voortdurende opleiding en ondersteuning van mentoren, wat de kosten kan opdrijven.
Directies en beleidsteams moeten niet alleen kosten in overweging nemen, maar ook nagaan hoe ze de effectiviteit kunnen maximaliseren, door een substantiële leercomponent toe te voegen en geen interventies toe te passen die uitsluitend zijn gericht op het verhogen van de ambitie, omdat dit waarschijnlijk niet effectief is.
Hoe overtuigend is de evidentie?
De evidentie voor het stimuleren van ambities is zeer beperkt. Voor onderwerpen waarvoor het bewijs erg beperkt is, wordt geen effect in maanden leerwinst vermeld. Er werden slechts drie studies gevonden die voldeden aan de vooraf gespecificeerde criteria voor opname in de Toolkit. Twee van de drie studies werden uitgevoerd in contexten die niet vergelijkbaar zijn met de Vlaamse context.